Algemeen. Komt verspreid over het land voor; weinig waarnemingen uit Friesland, Drenthe en Flevoland. RL: niet bedreigd.
Voorvleugellengte: 18-21 mm. De tamelijk spits toelopende voorvleugel is licht strokleurig geel en is fijn getekend met donkere lijnen en stippen. Kenmerkend is de onvolledige middenschaduw in de vorm van een vage bruine veeg die vanaf de voorrand schuin het middenveld insteekt. Een ander kenmerk is de korte zwartachtige streep (enigszins in de vorm van een zeis) die, dicht bij de binnenrand van de vleugel, de begrenzing vormt van deze middenschaduw. Beide centrale dwarslijnen zijn zichtbaar als een onopvallende dubbele rij stippen; de buitenste dwarslijn is het duidelijkst. Er is weinig variatie.
De okergele grasuil (A. sublustris) heeft een kortere bredere en minder spits toelopende voorvleugel en een warmere gele kleur met een roodachtige tint; de middenschaduw is duidelijker zichtbaar en de zwarte lijn dicht bij de binnenrand heeft nooit de vorm van een zeis. Ook is bij de okergele grasuil de bovenzijde van het borststuk donkerder van kleur dan de voorvleugel; het donkere deel langs de achterrand steekt duidelijk af tegen de rest van de voorvleugel.
okergele grasuil
Apamea sublustris
NOCTUIDAE: Hadeninae
Okergele grasuil (Apamea sublustris), graswortelvlinder (Apamea monoglypha), moeras-grasuil (Lateroligia ophiogramma) en groene weide-uil (Calamia tridens).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
graswortelvlinder
Apamea monoglypha
NOCTUIDAE: Hadeninae
okergele grasuil
Apamea sublustris
NOCTUIDAE: Hadeninae
moeras-grasuil
Lateroligia ophiogramma
NOCTUIDAE: Hadeninae
groene weide-uil
Calamia tridens
NOCTUIDAE: Hadeninae
Begin juni-eind augustus in één generatie. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken bloemen.
Rups: augustus-juni. De soort overwintert als rups in de grond bij de wortels; ook de verpopping vindt daar plaats.
Diverse grassen, waaronder straatgras.
Graslanden, bosranden en andere grazige plaatsen; ook tuinen.
Algemeen. Komt verspreid over het land voor; weinig waarnemingen uit Friesland, Drenthe en Flevoland. RL: niet bedreigd.
Vrij algemeen in het hele land.
Europa en Voor-Azië tot Armenië. Noordelijk tot Schotland en Zuid-Scandinavië, naar het zuiden tot Centraal-Spanje, Zuid-Italië, Sicilië en Noord-Griekenland.
De bleke grasworteluil overwintert als rups in de grond bij de wortels van grassen en ook de verpopping vindt daar plaats.
Deze soort is de bleekste van de grasworteluilen.
Apamea: apamea is de naam van een stad in Klein-Azië waar Theodorus, een van de oude kerkvaders woonde; verder zonder enthomologische betekenis. Auteurs gebruikten wel vaker namen van steden in Klein-Azië en telkens met een kerkelijke achtergrond en zonder verdere enthomologische betekenis: Thyatira (Ochsenheimer) en nicaea (Prunner). Antiochus de Grote tekende in Apamea een vredesovereenkomst met de Romeinen (88 v.Ch) na de verloren slag bij Magnesia.
lithoxylaea: lithos is een steen en xulon is hout, wijzend op de korrelige tekening op een steenkleurige ondergrond.
Word donateur
Steun De Vlinderstichting
drielijnuil
Charanyca trigrammica
donker halmuiltje
Oligia latruncula
gestippelde rietboorder
Lenisa geminipuncta
adusta-uil
Mniotype adusta
tweestreepvoorjaarsuil
Orthosia cerasi
gewone breedvleugeluil
Diarsia rubi