bruine essenuil Lithophane semibrunnea

De bruine essenuil bezoekt in het najaar bloemen van klimop en overrijpe bramen, in het voorjaar wilgenkatjes.
Familie
uilen (NOCTUIDAE)
Onderfamilie
Hadeninae / Lithophane semibrunnea
Groep
Nachtvlinder die nachtactief is
Hoe moeilijk te herkennen
(goed op gelijkende soorten letten)
Zeldzaamheid

Vrij zeldzaam. Kan verspreid over het hele land worden waargenomen; op sommige vliegplaatsen vrij algemeen. RL: bedreigd.

Rode lijst
bedreigd

Verspreiding
Vliegtijd
Kenmerken vlinder

Voorvleugellengte: 16-20 mm. In rusthouding lijkt deze uil sterk op een afgebroken takje of een stukje schors. De voorvleugels zijn relatief smal en hebben een relatief rechte voorrand. Tussen de vleugels is in rusthouding een zwartachtige, vaak blauw glanzende rugstreep zichtbaar waarop zich tenminste twee duidelijke haarbosjes bevinden. Dezelfde kenmerkende kleur is doorgaans ook aanwezig op de puntige schouders, inclusief de dikke lijnen die van hieruit uitlopen in het wortelveld, en op de tussenliggende kamvormige kuif die over het borststuk loopt. De voorvleugel heeft een geelbruine grondkleur, vooral bij de voorrand zichtbaar als een lichte strokleurige zone. Naar de binnenrand toe gaat deze kleur over in donkerbruin, vooral in het binnenveld vlekkerig vermengd met zwartachtige tinten. Hierdoor is in rusthouding over beide vleugels een grote donkere vlek zichtbaar. Hierdoor niet altijd goed zichtbaar, maar kenmerkend is de zwarte baan die vanuit de binnenrandhoek parallel aan de binnenrand het middenveld inloopt, daar doorsneden door een lichte, ruwweg S-vormige lijn. De niervlek en ringvlek zijn vaag zichtbaar door hun iets lichtere kleur, vooral van de omtrek. Soms komen lichtere of meer grijs getinte vlinders voor.

Kenmerken rups

Tot 40 mm; naar beide uiteinden enigszins versmald; lichaam geelachtig groen met een witachtig gele middenstreep over de rug en aan weerszijden daarvan een fijnere, flauwbegrensde, witachtige lengtestreep; onder de spiracula een lichtgele lengteband; kop bleek blauwachtig groen met donkerder tekening. Vlak voor de verpopping krijgen de rupsen een bruine kleur.

Gelijkende soorten vlinder

De geelbruine houtuil (L. socia) heeft een minder smalle voorvleugel met een meer gebogen voorrand. Ook is de voorvleugel lichter, en vaak meer okerbruin van kleur. Zowel op de vleugel als op het borststuk is minder (blauwachtig) zwart aanwezig. De zwartachtige rugstreep ontbreekt altijd, en er is hooguit één haarbosje zichtbaar. In plaats van één donkere vlek over beide vleugels zijn er twee donkere vlekken aanwezig, op elke vleugel één. De zwarte baan vanuit de binnenrandhoek langs de binnenrand van de vleugel ontbreekt; wel zijn op deze plek twee pijlvormige donkerbruine tot zwartachtige vlekken aanwezig.

geelbruine houtuil
Lithophane socia
NOCTUIDAE: Hadeninae

Gelijkende soorten rups

Sierlijke voorjaarsuil (Orthosia gracilis), variabele voorjaarsuil (Orthosia incerta), tweestreepvoorjaarsuil (Orthosia cerasi), nunvlinder (Orthosia gothica), katwilguiltje (Brachylomia viminalis), gageluil (Lithophane lamda), eikenuiltje (Dryobotodes eremita), hyena (Cosmia trapezina), roestuil (Mniotype satura), gele granietuil (Polymixis flavicincta) en maanuiltje (Cosmia pyralina).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).

sierlijke voorjaarsuil
Orthosia gracilis
NOCTUIDAE: Hadeninae

tweestreepvoorjaarsuil
Orthosia cerasi
NOCTUIDAE: Hadeninae

variabele voorjaarsuil
Orthosia incerta
NOCTUIDAE: Hadeninae

nunvlinder
Orthosia gothica
NOCTUIDAE: Hadeninae

katwilguiltje
Brachylomia viminalis
NOCTUIDAE: Hadeninae

gageluil
Lithophane lamda
NOCTUIDAE: Hadeninae

roestuil
Mniotype satura
NOCTUIDAE: Hadeninae

eikenuiltje
Dryobotodes eremita
NOCTUIDAE: Hadeninae

gele granietuil
Polymixis flavicincta
NOCTUIDAE: Hadeninae

maanuiltje
Cosmia pyralina
NOCTUIDAE: Hadeninae

hyena
Cosmia trapezina
NOCTUIDAE: Hadeninae

Vliegtijd en gedrag

Begin augustus-november en na de overwintering maart-half mei in één generatie. De vlinders zijn vanaf de schemering actief; in het najaar bezoeken ze bloemen van klimop en overrijpe bramen, in het voorjaar wilgenkatjes. De vlinders komen zowel op licht als op smeer.

Levenscyclus

Rups: half april-juni. De rups maakt een stevige cocon in de grond, waarin na één tot twee maanden de verpopping plaatsvindt. De soort overwintert als vlinder, verborgen achter losse boomschors of op een andere beschutte plaats. De paring vindt plaats in het voorjaar.

Waardplanten

Gewone es; mogelijk eik en sleedoorn.

Habitat

Open loofbossen, moerasachtige gebieden en stedelijk gebied met aanplant van gewone es.

Zeldzaamheid

Vrij zeldzaam. Kan verspreid over het hele land worden waargenomen; op sommige vliegplaatsen vrij algemeen. RL: bedreigd.

België

Zeldzaam, maar wijdverbreid ten westen van de lijn Antwerpen-Brussel. Elders in het land zeer zeldzaam.

Mondiaal

Lokaal en verbrokkeld in Noordwest-Afrika (Markklo, Algerije), Zuid- en Midden-Europa en Voor-Azië. Naar het noorden tot Oost-Engeland, Denemarken, Midden-Polen, Roemenië, de Krim en de Kaukasus, naar het zuiden tot Turkije en Irak. In Noord-Afrika en Voor-Azië en mogelijk ook op de Balkan, vliegt ssp. wiltshirei (1962).

Trend op lange en korte termijn
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) wordt hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Verspreiding in Nederland in vier perioden
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
voor 1950
1950 - 1979
1980 - 1999
2000 - feb 2016
Engelse naam
Tawny Pinion
Duitse naam
Schmalflügelige Holzeule
Franse naam
la Xyline du frêne
Synoniemen
Xylina semibrunnea, Xanthia semibrunnea
Toelichting Nederlandse naam

De belangrijkste waardplant van de bruine essenuil is de gewone es. De vlinder is wel lichtbruin, maar de reden dat bruin aan de soortnaam werd toegevoegd is klankverwantschap met de Latijnse soortnaam.

Meer over Nederlandse namen

Toelichting wetenschappelijke naam

Lithophane: lithos is een steen en phaino, phan is blijken te zijn; de vlinder vertoont gelijkenis met een steen en valt in rust daardoor nauwelijks op (hoewel de soorten uit dit geslacht vaker op een paaltje of takje zitten te rusten).
semibrunnea: semi- is half en brunneus is bruin; de helft van de vluegel die aan de voorrand ligt is lichter dan de andere helft.

Auteursnaam en jaartal
(Haworth, 1809)

Actualiteiten

Ontdek meer

Blijf op de hoogte

Ontvang vlindernieuws

Soorten uit dezelfde familie uilen (NOCTUIDAE)

witkraagrietboorder
Archanara neurica

halmrupsvlinder
Mesapamea secalis

zandhaverboorder
Longalatedes elymi

schaapje
Acronicta leporina

grijze worteluil
Agrotis cinerea

bont halmuiltje
Oligia versicolor

alle soorten uit deze familie