Algemeen. Een soort die vooral voorkomt op de zandgronden in het binnenland en daar plaatselijk talrijk kan zijn; ook elders wordt de soort af en toe waargenomen. RL: niet bedreigd.
Voorvleugellengte: 15-17 mm. De dofgroene of groenachtig grijs gekleurde voorvleugel kan een vage tekening hebben, maar kan ook bont geschakeerd zijn met zwarte, witte en bruine tinten. Een kenmerk dat meestal goed te zien is, is de kleine lichte centrale vlek die tegen de ringvlek aanligt. Deze vlek is variabel van vorm, maar heeft vrijwel altijd een klein uitsteeksel in de richting van de binnenrandhoek en wordt aan de binnenrandzijde van de vleugel afgegrensd door een vrij dikke zwarte rand. De fijne, bleke golflijn vertoont een ondiepe W nabij de binnenrand.
De schaaruil (Hada plebeja) heeft twee uitsteeksels aan de lichte vlek naast de ringvlek en is niet groen.
schaaruil
Hada plebeja
NOCTUIDAE: Hadeninae
Sierlijke voorjaarsuil (Orthosia gracilis), variabele voorjaarsuil (Orthosia incerta), tweestreepvoorjaarsuil (Orthosia cerasi), nunvlinder (Orthosia gothica), katwilguiltje (Brachylomia viminalis), bruine essenuil (Lithophane semibrunnea), gageluil (Lithophane lamda), hyena (Cosmia trapezina), roestuil (Mniotype satura), gele granietuil (Polymixis flavicincta) en maanuiltje (Cosmia pyralina).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
gageluil
Lithophane lamda
NOCTUIDAE: Hadeninae
maanuiltje
Cosmia pyralina
NOCTUIDAE: Hadeninae
sierlijke voorjaarsuil
Orthosia gracilis
NOCTUIDAE: Hadeninae
roestuil
Mniotype satura
NOCTUIDAE: Hadeninae
bruine essenuil
Lithophane semibrunnea
NOCTUIDAE: Hadeninae
gele granietuil
Polymixis flavicincta
NOCTUIDAE: Hadeninae
katwilguiltje
Brachylomia viminalis
NOCTUIDAE: Hadeninae
hyena
Cosmia trapezina
NOCTUIDAE: Hadeninae
nunvlinder
Orthosia gothica
NOCTUIDAE: Hadeninae
variabele voorjaarsuil
Orthosia incerta
NOCTUIDAE: Hadeninae
tweestreepvoorjaarsuil
Orthosia cerasi
NOCTUIDAE: Hadeninae
Half augustus-eind oktober in één generatie. De vlinders komen op licht, smeer en overrijpe bramen.
Rups: april-juni. De jonge rups leeft in de knoppen van de waardplant. Oudere rupsen foerageren ´s nachts op de knoppen en de bladeren en verbergen zich overdag in een spinsel tussen de jonge uitlopers of in een schorsspleet van een eik. De verpopping vindt plaats in een cocon in de grond. De eieren worden in kleine groepjes afgezet op een tak van de waardplant en overwinteren.
Eik; soms hazelaar en meidoorn.
Loofbossen, parken en tuinen.
Algemeen. Een soort die vooral voorkomt op de zandgronden in het binnenland en daar plaatselijk talrijk kan zijn; ook elders wordt de soort af en toe waargenomen. RL: niet bedreigd.
Vrij zeldzaam, maar lokaal algemeen in de Kempen. Recent gevestigd in de boscomplexen tussen Brugge en Gent. Elders in Vlaanderen ontbrekend. In Wallonië vroeger zeldzaam maar verbreid in de kalkstreek, maar daar geen recente meldingen.
Noord-Afrika (Marokko, Algerije) en Zuid- en Midden-Europa. Naar het noorden tot Schotland, Zuid-Noorwegen, Midden-Zweden en Zuid-Finland. Naar het oosten tot Zuid-Rusland, de Kaukasus, Irak en Zuidwest-Iran.
Een klein uiltje dat eik als voornaamste waardplant heeft.
Dryobotodes: Dryobota (Lederer, 1857) is een genus dat geen vertegenwoordigers heeft in ons land. Drus is een eik, bosko, bot- is leven van en eidos, od is een vorm. Samengevat: een genus dat lijkt op Dryobota.
eremita: eremita is een kluizenaar: hier de rups die leeft in een cel gemaakt in een flink spinsel tussen eikenbladeren.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
schijn-nonvlinder
Panthea coenobita
tweestreepgrasuil
Mythimna turca
sigma-uil
Eugraphe sigma
goudvenstertje
Plusia festucae
oorsilene-uil
Hadena irregularis
zwarte witvleugeluil
Aporophyla nigra