Algemeen. Komt verspreid over het land voor. RL: kwetsbaar.
Voorvleugellengte: 15-18 mm. De achterrand van de voorvleugel maakt een vrijwel rechte hoek met de voorrand en het uiteinde van het achterlijf steekt in rust opvallend onder de vleugels uit. De voorvleugel heeft een vrij effen, vaak iets bespikkelde, ondergrond die varieert van oranjeachtig tot crèmekleurig. Vanuit de vleugelwortel loopt een donkere veeg over het midden van de vleugel met daarop soms een zwart vlekje in het wortelveld en meestal twee zwarte vlekjes in het middenveld. Kenmerkend is de dikke zwarte, soms onderbroken omranding van de binnenste lob van de niervlek, die zelf overigens nauwelijks zichtbaar is; deze donkere omranding maakt eveneens deel uit van de donkere veeg op de vleugel. Voorbij de niervlek vervaagt de donkere veeg, maar in het zoomveld ligt vaak nog een donkere uitloper daarvan. Van de centrale dwarslijnen is met name de buitenste meestal goed zichtbaar als een rij zwarte streepjes of stippen. De franjelijn is altijd duidelijk te zien als een rij halvemaanvormige vlekjes. De achtervleugel is doorgaans donker gestreept.
Tot 50 mm; lang en slank; lichaam doorschijnend geelachtig groen met vier donkergroene lengtestrepen over de rug en een lengtestreep over de spiracula; spiracula roodachtig met zwarte rand; kop glimmend lichtbruin.
De moerasplantenboorder (G. algae) mist de gestippelde franjelijn en de niervlek bestaat slechts uit een klein donker vlekje; het mannetje is bovendien oranjebruin van kleur. Zie ook de lisdoddeboorder (Nonagria typhae), de geelbruine rietboorder (A. dissoluta) en de stippelrietboorder (Protarchanara brevilinea).
lisdoddeboorder
Nonagria typhae
NOCTUIDAE: Hadeninae
geelbruine rietboorder
Archanara dissoluta
NOCTUIDAE: Hadeninae
moerasplantenboorder
Globia algae
NOCTUIDAE: Hadeninae
stippelrietboorder
Protarchanara brevilinea
NOCTUIDAE: Hadeninae
Moerasplantenboorder (Globia algae).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
moerasplantenboorder
Globia algae
NOCTUIDAE: Hadeninae
Begin juli-begin oktober in één generatie. De vlinders komen op licht en zwerven daarbij soms ver weg van het leefgebied.
Rups: mei-augustus. De rups leeft in de stengel van de waardplant en verpopt zich met de kop naar beneden gericht in een stengel bij een van tevoren gemaakt gat. De soort overwintert als ei op een blad van de waardplant.
Lisdodde, grote egelskop, gele lis en mattenbies.
Slootkanten, rivieroevers, moerassen en poelen in bosachtige gebieden.
Algemeen. Komt verspreid over het land voor. RL: kwetsbaar.
In Vlaanderen zeldzaam, maar wijdverbreid in alle provincies. In Wallonië zeer zeldzaam, met recente waarnemingen in Luik, Luxemburg en Namen.
Lokaal in Europa, noordelijk tot Zuid-Engeland, Zuid-Noorwegen, Zuid-Zweden, Zuid-Finland en Estland. Naar het zuiden tot Noord-Spanje, Midden-Italië en Noord-Griekenland. In Voor-Azië ,Turkije, Syrië, Zuidwest-Iran. Verder via Noord-Azië tot Korea en Japan.
De rupsen van veel uiltjes dringen door in de stengel van planten; ze eten en groeien daar.
De rups van deze soort leeft in oever- en moerasplanten, daarbij zit ook de grote egelskop.
sparganii: Sparganium erectum is grote egelskop, een waardplant van deze soort.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
astermonnik
Cucullia asteris
akkerwinde-uil
Tyta luctuosa
heide-schaaruil
Papestra biren
donkergroene korstmosuil
Cryphia algae
lichtgrijze uil
Lithophane ornitopus
smalvleugelrietboorder
Chilodes maritima