Zeer algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: gevoelig.
Voorvleugellengte: 15-18 mm. Deze uil heeft een stevig gebouwd lichaam met een sterk behaarde halskraag. De voorrand en de achterrand van de voorvleugel vormen samen een vrij rechte hoek. Opvallend, maar niet altijd even duidelijk afstekend, is het druppelvormige witachtige vlekje aan de binnenzijde van de niervlek; de niervlek zelf is hooguit zichtbaar als een vage, smalle en langgerekte, soms S-vormige vlek. De voorvleugel heeft een vrij gelijkmatig, zacht pastelkleurig uiterlijk, waarvan de grondkleur varieert van rozeachtig bruin tot dof zandkleurig bruin, lichtbruin met een olijfkleurige tint of strokleurig. De buitenste dwarslijn bestaat uit een gebogen stippenrij. Er is weinig variatie in tekening. Het mannetje heeft een zwarte band aan de basis van de onderzijde van het achterlijf. Vlinders van een eventuele tweede generatie zijn duidelijk kleiner.
Tot 45mm; lichaam helder okerkleurig, onderzijde lichter; langs de rug drie witte, zwart- of donkerbruingezoomde lengtestrepen en over de spiracula een brede, bruinachtige lengteband; kop bleek okerkleurig met een netwerk van donkerbruine streepjes.
De witstipgrasuil (M. albipuncta) is meestal kleiner en heeft een smallere en spitser toelopende voorvleugel; de vlek in het binnenste deel van de niervlek is rond, zuiver wit en steekt veel scherper af.
witstipgrasuil
Mythimna albipuncta
NOCTUIDAE: Hadeninae
Eenstreepgrasuil (Mythimna conigera), witstipgrasuil (Mythimna albipuncta), grijze grasuil (Mythimna pudorina), helmgrasuil (Mythimna litoralis), witte-l-uil (Mythimna l-album), zesstreepuil (Xestia sexstrigata) en vierkantvlekuil (Xestia xanthographa).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
vierkantvlekuil
Xestia xanthographa
NOCTUIDAE: Hadeninae
zesstreepuil
Xestia sexstrigata
NOCTUIDAE: Hadeninae
eenstreepgrasuil
Mythimna conigera
NOCTUIDAE: Hadeninae
witstipgrasuil
Mythimna albipuncta
NOCTUIDAE: Hadeninae
grijze grasuil
Mythimna pudorina
NOCTUIDAE: Hadeninae
helmgrasuil
Mythimna litoralis
NOCTUIDAE: Hadeninae
witte-l-uil
Mythimna l-album
NOCTUIDAE: Hadeninae
Begin juni-eind augustus in één generatie; soms een partiële tweede generatie tot in oktober. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken bloemen.
Rups: augustus-mei. De soort overwintert als jonge rups, laag in de vegetatie. De rups foerageert vooral ´s nachts en verpopt zich in een cocon in de grond.
Diverse zachte grassen en kruidachtige planten, waaronder kropaar, beemdgras, paardenbloem en weegbree.
Allerlei vochtige open gebieden zoals graslanden, open bossen en tuinen.
Zeer algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: gevoelig.
Vrij algemeen in het hele land.
Noordwest-Afrika (Marokko), Zuid- en Midden-Europa, naar het noorden tot Noord-Schotland en Zuid-Scandinavië. Voor-Azië, Midden-Azië tot Tibet en de Altaj.
Alle grasuilen hebben een relatie met grassen.
Het kraagje wordt aldus omschreven: het mannetje heeft een zwarte band aan de basis van de onderzijde van het achterlijf. Dit kraagje wordt gebruikt als onderscheid t.o.v. andere Mythimna's.
Mythimna: mithimna is een stad op het eiland Lesbos. Deze uitleg komt van Treitschke die 'Die Schmetterlinge von Europa' afmaakte na de dood van Ochsenheimer. Sodoffsky (1837) verbeterde de spelling naar Mithimna.
ferrago: ferrugo is de kleur van rode roest; naar de grondkleur van de vleugels. Waarschijnlijk werd ferrugo opzettelijk veranderd naar ferrago om tot de uitgang -ago te komen. Zie ook bij X. citrago.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
drielijnuil
Charanyca trigrammica
donker halmuiltje
Oligia latruncula
gestippelde rietboorder
Lenisa geminipuncta
adusta-uil
Mniotype adusta
tweestreepvoorjaarsuil
Orthosia cerasi
gewone breedvleugeluil
Diarsia rubi