Algemeen. Een trekvlinder die verspreid over het land kan worden waargenomen; de meeste waarnemingen komen uit het zuiden van het land. RL: niet bedreigd.
Voorvleugellengte: 14-17 mm. De voorvleugel heeft meestal een warm oranjebruine grondkleur, die echter dezelfde variatie kan vertonen als de gekraagde grasuil (M. ferrago). Het meest opvallend is de scherp afstekende ronde witte vlek die deel uitmaakt van de overigens niet of nauwelijks zichtbare niervlek. De achtervleugel is rookgrijs. Het mannetje heeft een zwarte band aan de basis van de onderzijde van het achterlijf.
Zie de gekraagde grasuil (M. ferrago).
gekraagde grasuil
Mythimna ferrago
NOCTUIDAE: Hadeninae
Eenstreepgrasuil (Mythimna conigera), gekraagde grasuil (Mythimna ferrago), grijze grasuil (Mythimna pudorina), helmgrasuil (Mythimna litoralis), witte-l-uil (Mythimna l-album), zesstreepuil (Xestia sexstrigata) en vierkantvlekuil (Xestia xanthographa).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
grijze grasuil
Mythimna pudorina
NOCTUIDAE: Hadeninae
helmgrasuil
Mythimna litoralis
NOCTUIDAE: Hadeninae
eenstreepgrasuil
Mythimna conigera
NOCTUIDAE: Hadeninae
zesstreepuil
Xestia sexstrigata
NOCTUIDAE: Hadeninae
gekraagde grasuil
Mythimna ferrago
NOCTUIDAE: Hadeninae
witte-l-uil
Mythimna l-album
NOCTUIDAE: Hadeninae
vierkantvlekuil
Xestia xanthographa
NOCTUIDAE: Hadeninae
Half april-begin november in twee, soms drie generaties. De vlinders komen op licht en op smeer; ´s nachts kunnen ze rustend boven in het gras worden aangetroffen.
Rups: waarschijnlijk mei-maart; uit Nederland zijn geen rupsenvondsten bekend. De soort overwintert als rups en foerageert vooral ´s nachts.
Diverse grassen, waaronder kropaar en pijpenstrootje.
Allerlei grazige plaatsen en moerasachtige gebieden.
Algemeen. Een trekvlinder die verspreid over het land kan worden waargenomen; de meeste waarnemingen komen uit het zuiden van het land. RL: niet bedreigd.
Algemeen in het hele land; is toegenomen.
Noordwest-Afrika, Zuid- en Midden-Europa, Voor- en Midden-Azië tot Altaj. In Europa fluctueert de noordelijke areaalgrens: als zwerver/trekker in Zuid-Engeland, Zuid-Ierland, Denemarken, Zuid-Zweden en Zuid-Finland (één vangst). Delen van Noord-Duitsland zijn pas in de 20e eeuw bezet geraakt.
Alle grasuilen hebben een relatie met grassen.
De heldere witte stip in met midden van de voorvleugel is kenmerkend. In alle naamgevingen (Latijn, Frans, Duits en Engels) wordt op deze stip gewezen.
Mythimna: mithimna is een stad op het eiland Lesbos. Deze uitleg komt van Treitschke die 'Die Schmetterlinge von Europa' afmaakte na de dood van Ochsenheimer. Sodoffsky (1837) verbeterde de spelling naar Mithimna.
albipuncta: albus is wit en punctum is een vlek. Wijzend op de witte vlek binnen de niervlek.
Actualiteiten
Ontdek meerWord donateur
Steun De Vlinderstichting
gelobd halmuiltje
Oligia strigilis
zeeuwse grasworteluil
Apamea oblonga
rietgrasuil
Apamea unanimis
gevlamde rietuil
Senta flammea
stompvleugelgrasuil
Mythimna impura
populierenvoorjaarsuil
Orthosia populeti