Vrij zeldzaam. Een soort die vooral voorkomt in de duinen en zeer lokaal op de zandgronden in het binnenland. RL: bedreigd.
Voorvleugellengte: 16-21 mm. De voorvleugel is enigszins variabel van vorm, maar over het algemeen loopt de vleugel smal toe en wijkt de achterrand vrij sterk naar binnen. Ook de breedte van de vleugel en de grootte van de vlinder variëren aanzienlijk. De voorvleugel heeft een licht strokleurige, zandkleurige of grijsachtig bruine kleur, soms enigszins roodachtig getint, met een zandkleurige marmering. De vele zandkleurige vlakjes in het zoomveld vormen een brede onregelmatige band. De ringvlek en de niervlek zijn doorgaans duidelijk zichtbaar en vooral de niervlek is licht of witachtig omrand. De centrale dwarslijnen zijn doorgaans als fijne donkere lijnen zichtbaar; de binnenste is stomp getand, de buitenste geschulpt. Vooral in het zoomveld vallen de donkere aderen op.
De grauwe grasuil (A. remissa) mist de zandkleurige marmering op de voorvleugel. Zie ook de kweekgrasuil (A. sordens) en de zeeuwse grasworteluil (A. oblonga).
zeeuwse grasworteluil
Apamea oblonga
NOCTUIDAE: Hadeninae
kweekgrasuil
Apamea sordens
NOCTUIDAE: Hadeninae
grauwe grasuil
Apamea remissa
NOCTUIDAE: Hadeninae
Pijpenstro-uil (Apamea aquila), variabale grasuil (Apamea crenata), grauwe grasuil (Apamea remissa), rietgrasuil (Apamea unanimus), kweekgrasuil (Apamea sordens), bonte grasuil (Cerapteryx graminis), donkere grasuil (Tholera cespitis) en gelijnde grasuil (Tholera decimalis).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
donkere grasuil
Tholera cespitis
NOCTUIDAE: Hadeninae
gelijnde grasuil
Tholera decimalis
NOCTUIDAE: Hadeninae
variabele grasuil
Apamea crenata
NOCTUIDAE: Hadeninae
rietgrasuil
Apamea unanimis
NOCTUIDAE: Hadeninae
grauwe grasuil
Apamea remissa
NOCTUIDAE: Hadeninae
kweekgrasuil
Apamea sordens
NOCTUIDAE: Hadeninae
pijpenstro-uil
Apamea aquila
NOCTUIDAE: Hadeninae
Begin mei-eind juli in één generatie. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken bloemen.
Rups: augustus-april. De rups foerageert ´s nachts en verbergt zich overdag dicht bij de grond in een licht spinsel. De soort overwintert als rups en verpopt zich in de grond.
Diverse grassen, waaronder kropaar en kweek.
Droge graslanden, weiden, landbouwgrond, bosranden en brede bospaden; ook tuinen.
Vrij zeldzaam. Een soort die vooral voorkomt in de duinen en zeer lokaal op de zandgronden in het binnenland. RL: bedreigd.
Zeer zeldzaam in Vlaanderen en achteruitgegaan. Nagenoeg beperkt tot de Westkust en het West-Vlaamse Heuvelland. In Wallonië zeldzaam in Namen, Luik en Luxemburg; elders zeer zeldzaam.
Noordwest-Afrika (Marokko), Europa, Voor- en Midden-Azië. In Europa noordelijk tot Schotland, Zuid-Noorwegen, Midden-Zweden en Zuid-Finland. Naar het zuiden tot Sicilië en Griekenland.
Alle grasuilen hebben een relatie met grassen.
De naam algemeen gehouden door aan te geven dat hij in het veld voorkomt.
Apamea: apamea is de naam van een stad in Klein-Azië waar Theodorus, een van de oude kerkvaders woonde; verder zonder enthomologische betekenis. Auteurs gebruikten wel vaker namen van steden in Klein-Azië en telkens met een kerkelijke achtergrond en zonder verdere enthomologische betekenis: Thyatira (Ochsenheimer) en nicaea (Prunner). Antiochus de Grote tekende in Apamea een vredesovereenkomst met de Romeinen (88 v.Ch) na de verloren slag bij Magnesia.
anceps: anceps is twijfelachtig. Mogelijk omdat er twijfel was of dit wel een eigen soort zou moeten zijn.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
kleine rietvink
Simyra albovenosa
bruine bosbesuil
Xylena solidaginis
zesstreepuil
Xestia sexstrigata
bruine witvleugeluil
Aporophyla lutulenta
bosbesuil
Conistra vaccinii
zeggeboorder
Denticucullus pygmina