Vrij algemeen. Komt verspreid over het land voor. RL: niet bedreigd.
Voorvleugellengte: 10-14 mm. Deze kleine en stevig gebouwde soort is variabel van kleur. De kleur van de voorvleugel loopt uiteen van licht strokleurig, soms rozeachtig getint, tot oranje- of rozeachtig bruin; soms komen vrij donkere grijsbruine exemplaren voor. Meestal loopt over het midden van de vleugel langs de hoofdader een duidelijke donkergrijze of bruine veeg en van daaruit lopen diverse donkere strepen langs de aders het zoomveld in. Vaak beginnen deze strepen op de grens van het midden- en het zoomveld met een donker vlekje of streepje; samen vormen deze vlekjes of streepjes de geleidelijk gebogen buitenste dwarslijn. De intensiteit van de donkere strepen kan variëren en verdere tekening ontbreekt. De uiteinden van de poten zijn effen bruin.
Zie de vale duinrietboorder (Photedes extrema), de gele duinrietboorder (P. fluxa), het zandhalmuiltje (Mesoligia furuncula), de moerasplantenboorder (Globia algae) en de russenuil (Coenobia rufa).
russenuil
Coenobia rufa
NOCTUIDAE: Hadeninae
gele duinrietboorder
Photedes fluxa
NOCTUIDAE: Hadeninae
vale duinrietboorder
Photedes extrema
NOCTUIDAE: Hadeninae
moerasplantenboorder
Globia algae
NOCTUIDAE: Hadeninae
zandhalmuiltje
Mesoligia furuncula
NOCTUIDAE: Hadeninae
Zandhalmuiltje (Mesoligia furuncula), vale duinrietboorder (Photedes extrema), bochtige smele-uil (Photedes minima), zandhaverboorder (Longalatedes elymi), gele duinrietboorder (Photedes fluxa), russenuil (Coenobia rufa) en herfst-rietboorder (Rhizedra lutosa).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
russenuil
Coenobia rufa
NOCTUIDAE: Hadeninae
zandhaverboorder
Longalatedes elymi
NOCTUIDAE: Hadeninae
gele duinrietboorder
Photedes fluxa
NOCTUIDAE: Hadeninae
bochtige smele-uil
Photedes minima
NOCTUIDAE: Hadeninae
herfst-rietboorder
Rhizedra lutosa
NOCTUIDAE: Hadeninae
zandhalmuiltje
Mesoligia furuncula
NOCTUIDAE: Hadeninae
Half juli-begin november in één generatie. De vlinders zijn actief in de schemering en opnieuw aan het einde van de nacht. Ze komen op licht en worden geregeld rustend op de waardplant aangetroffen. De vlinders nemen geen voedsel op.
Rups: september-juni. De rups leeft in het onderste gedeelte van de stengel en overwintert. De verpopping vindt plaats in een stevige cocon in de strooisellaag.
Wollegras, zwenkgras en diverse zeggen en russen.
Moerassen, vochtige bossen en slootkanten; ook tuinen.
Vrij algemeen. Komt verspreid over het land voor. RL: niet bedreigd.
In Vlaanderen vrij algemeen en wijdverbreid ten oosten van de lijn Antwerpen-Brussel; zeldzamer in Oost- en West-Vlaanderen. In Wallonië zeldzaam, met verspreide vindplaatsen ten zuiden van Samber en Maas.
Noordwest-Afrika (Marokko, Algerije), Europa noordelijk tot Noord-Schotland (Shetland), Zuid-Noorwegen, Midden-Zweden, Midden-Finland en Karelië. Naar het zuiden tot Zuid-Italië, Sicilië, Albanië, Roemenië, Noord-Griekenland en Zuid-Rusland. Buiten Europa in Noord-Iran. Opgaven uit Noord- en Oost-Azië behoeven bevestiging.
De rupsen van veel uiltjes dringen door in de stengel van planten; ze eten en groeien daar.
De rups van deze soort mineert vooral in zeggesoorten.
pygmina: pygminus komt van Pygmaei is de Pygmeeën. Helemaal vergelijkbaar met P.minima, zie daar.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
gewone worteluil
Agrotis exclamationis
gelijnde silene-uil
Sideridis reticulata
witband-silene-uil
Hadena compta
variabele silene-uil
Hadena perplexa
geelbruine herfstuil
Agrochola macilenta
vale duinrietboorder
Photedes extrema