Vrij algemeen. Een trekvlinder die sinds 1976 verspreid over het land, maar vooral in het zuidwesten, wordt waargenomen; in gebieden met glastuinbouw kan de soort een plaag zijn in kassen.
Voorvleugellengte: 15-18 mm. Net als de verwante soorten houdt deze uil in rust de vleugels dakvormig omhoog; op de bovenkant van het borststuk bevindt zich een opvallende kuif en verder naar achteren is een kleiner kuifje zichtbaar. De voorvleugel is roze- of bruinachtig grijs van kleur en heeft een in sterkte variërende goudkleurige glans. Soms is de vleugel meer effen donkergrijs en ontbreekt de goudkleurige glans. Midden op de voorvleugel bevindt zich een opvallende, meestal in tweeën gedeelde zilverkleurige vlek, waarvan het gedeelte dat het dichtst bij de voorrand ligt gewoonlijk een uitloper heeft in de richting van vleugelwortel. Een specifiek, maar niet altijd duidelijk zichtbaar kenmerk wordt gevormd door een klein zwart vlekje in de franje halverwege de achterrand van de voorvleugel.
De ni-uil (Trichoplusia ni) mist de goudkleurige glans op de voorvleugel. Zie ook de getekende gamma-uil (Macdunnoughia confusa).
getekende gamma-uil
Macdunnoughia confusa
NOCTUIDAE: Plusiinae
ni-uil
Trichoplusia ni
NOCTUIDAE: Plusiinae
Koperuil (Diachrysia chrysitis), gelduil (Polychrysia moneta), goudvenstertje (Plusia festucae), moerasgoudvenstertje (Plusia putnami), gamma-uil (Autographa gamma), donkere jota-uil (Autographa pulchrina), jota-uil (Autographa jota) en zilvervenster (Autographa bractea).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
koperuil
Diachrysia chrysitis
NOCTUIDAE: Plusiinae
goudvenstertje
Plusia festucae
NOCTUIDAE: Plusiinae
moerasgoudvenstertje
Plusia putnami
NOCTUIDAE: Plusiinae
gelduil
Polychrysia moneta
NOCTUIDAE: Plusiinae
zilvervenster
Autographa bractea
NOCTUIDAE: Plusiinae
donkere jota-uil
Autographa pulchrina
NOCTUIDAE: Plusiinae
jota-uil
Autographa jota
NOCTUIDAE: Plusiinae
gamma-uil
Autographa gamma
NOCTUIDAE: Plusiinae
Deze trekvlinder is in Nederland waar te nemen van juni-november. De vlinders komen op licht en bezoeken bloemen van onder andere spoorbloem en klimop. Ze kunnen gemakkelijk worden gelokt met feromonen, zelfs midden in de stad. De vlinders zijn ook overdag actief.
De soort heeft in Zuid-Europa een continue ontwikkeling. De rupsen komen geregeld via import van planten hier terecht.
Diverse kruidachtige planten en cultuurgewassen, waaronder aardbei, braam, tomaat, valse salie, slangenkruid, moerasscherm en tabak.
Deze soort wordt veel aangetroffen in verwarmde kassen; kan vooral in de nazomer ook op allerlei plaatsen buiten worden waargenomen.
Vrij algemeen. Een trekvlinder die sinds 1976 verspreid over het land, maar vooral in het zuidwesten, wordt waargenomen; in gebieden met glastuinbouw kan de soort een plaag zijn in kassen.
Vrij algemeen. Pas na 1980 voor het eerst in België waargenomen; komt nu verspreid over het hele land voor in wisselende aantallen per jaar.
Van Australië via de indoaustralische eilanden en Zuid-Azië tot Afrika (inclusief de Canarische eilanden, de Azoren en Madeira). In Europa in het Middellandse zeegebied maar ook daar slechts ten dele als standvlinder. In veel gebieden van Zuid- en Midden-Europa alleen als zeldzame trekvlinder. Noordelijk tot Zuid-Engeland, Schotland en Denemarken.
De achtergrond van Turkse is niet duidelijk.
De naam Turkse mot is al decennialang in gebruik in tuinbouwkringen.
Chrysodeixis: khrusos is goud en deixos is een uitstalling, naar de metaalachtige tekening op de vleugels.
chalcites: chalcites is een kostbare, koperkleurige steen die ook door Plinius al wordt genoemd. Naar de kleur op de vleugels.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
gele duinrietboorder
Photedes fluxa
schilddrager
Subacronicta megacephala
levervlek
Euplexia lucipara
rode vlekkenuil
Cerastis rubricosa
geelbruine vlekuil
Amphipoea fucosa
russenuil
Coenobia rufa