Vrij zeldzaam. Komt verspreid over het land voor; de meeste waarnemingen komen uit de drie noordoostelijke provincies. RL: bedreigd.
Voorvleugellengte: 14-15 mm. Net als de verwante soorten houdt deze uil in rust de vleugels dakvormig omhoog. Op de bovenkant van het borststuk bevindt zich een opvallende kuif. De vleugeltekening komt sterk overeen met die van het goudvenstertje (P. festucae). De kleur is vaak iets meer goudkleurig oranje en de voorvleugel is doorgaans iets breder en korter. De schuine donkere dwarslijnen die over de voorvleugel lopen zijn tamelijk scherp. Van de lichte vlek in de vleugelpunt heeft het langste, verst van de vleugelpunt gelegen zilverwitte vlakje een stompe, naar binnen gerichte punt.
Zie het goudvenstertje (P. festucae).
goudvenstertje
Plusia festucae
NOCTUIDAE: Plusiinae
Turkse uil (Chrysodeixis chalcites), koperuil (Diachrysia chrysitis), gelduil (Polychrysia moneta), goudvenstertje (Plusia festucae), gamma-uil (Autographa gamma), donkere jota-uil (Autographa pulchrina), jota-uil (Autographa jota) en zilvervenster (Autographa bractea).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
turkse uil
Chrysodeixis chalcites
NOCTUIDAE: Plusiinae
koperuil
Diachrysia chrysitis
NOCTUIDAE: Plusiinae
goudvenstertje
Plusia festucae
NOCTUIDAE: Plusiinae
gelduil
Polychrysia moneta
NOCTUIDAE: Plusiinae
zilvervenster
Autographa bractea
NOCTUIDAE: Plusiinae
donkere jota-uil
Autographa pulchrina
NOCTUIDAE: Plusiinae
jota-uil
Autographa jota
NOCTUIDAE: Plusiinae
gamma-uil
Autographa gamma
NOCTUIDAE: Plusiinae
Eind mei-begin oktober in twee generaties; de tweede generatie is partieel. De vlinders vliegen in de schemering (soms ook overdag) en bezoeken bloemen van onder andere gewone smeerwortel.
Rups: juli-mei. De soort overwintert als jonge rups en verpopt zich in een cocon tussen de waardplant.
Diverse grassen, waaronder duinriet, hennegras en gestreepte witbol.
Moerassen, vochtige weiden en andere vochtige open plaatsen.
Vrij zeldzaam. Komt verspreid over het land voor; de meeste waarnemingen komen uit de drie noordoostelijke provincies. RL: bedreigd.
Zeer zeldzaam. Slechts enkele recente vindplaatsen in de Antwerpse en Limburgse Kempen. Vroeger ook bekend uit Oost-Vlaanderen en Namen.
Lokaal verbreid van Noordwest-Afrika (Marokko) door het grootste deel van Europa noordelijk tot Schotland en Midden-Scandinavië. Naar het zuiden zeldzamer en tot nu toe waargenomen in Frankrijk, Noord-Italië, voormalig Joegoslavië en Bulgarije. Uit Portugal en Spanje zijn nog geen zekere waarnemingen bekend. In Midden- en Oost-Azië gemeld van het Bajkalmeer, Japan, Korea, China en Sachalin maar eerst moet worden onderzocht of het geen P. festucae-waarnemingen betreft. Wijdverbreid in Noord-Amerika (Canada, het noorden van de VS). Putnami is een holarctische soort.
Deze mooie vlinder leeft vooral in vochtige moerassige gebieden.
De zilverwitte vlekken vormen een venstertje in de goudbruine vleugels.
Plusia: plousios is rijk, verwijzend naar de goud- en zilver tekens op de voorvleugels. Dit is een naam die Ochsenheimer overnam uit Hübner's op zeer beperkte schaal verspreide Tentamen (1806).
putnami: putnami is een eerbetoon aan G.P. Putnam. Hij was lid van de Buffalo Society of Natural Sciences waarbij de eerste beschrijving verscheen.
Blijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
oorsilene-uil
Hadena irregularis
variabele voorjaarsuil
Orthosia incerta
moerasspirea-uil
Athetis pallustris
goudvenstertje
Plusia festucae
bonte grasuil
Cerapteryx graminis
bont schaapje
Acronicta aceris