Vrij zeldzaam. Komt vooral voor langs de hele westkust van Zeeuws-Vlaanderen tot Texel; wordt ook waargenomen in Zuid-Limburg en op enkele plekken in het midden van het land. RL: niet bedreigd.
Voorvleugellengte: 13-15 mm. Een goed herkenbare vaalgele spanner met een fijne donkere binnenste- en buitenste dwarslijn en franjelijn, en een dikke middelste dwarslijn met meestal een donkere schaduw aan de buitenzijde. Dit geldt voor zowel de voor- als achtervleugel; alleen de binnenste dwarslijn ontbreekt op de achtervleugel. De middelste dwarslijn loopt licht gebogen en enigszins schuin in de richting van het vleugeluiteinde over de voorvleugel. Op alle vleugels bevindt zich een zwarte middenstip. De achtervleugel heeft halverwege de achterrand een duidelijke punt; voor de voorvleugel geldt dit in mindere mate. De voorvleugel heeft bovendien een scherpe vleugelpunt.
Zie de lieveling (Timandra comae).
Bekijk de gedetailleerde verschillen met illustraties tussen beide soorten.
lieveling
Timandra comae
GEOMETRIDAE: Sterrhinae
Zwartstipspanner (Scopula nigropunctata), prachtstipspanner (Scopula marginepunctata), witroze stipspanner (Scopula emutaria), bosspanner (Scopula immutata), roomkleurige stipspanner (Scopula floslactata),crème stipspanner (Scopula ternata) en vals witje (Siona lineata).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
zwartstipspanner
Scopula nigropunctata
GEOMETRIDAE: Sterrhinae
witroze stipspanner
Scopula emutaria
GEOMETRIDAE: Sterrhinae
roomkleurige stipspanner
Scopula floslactata
GEOMETRIDAE: Sterrhinae
bosspanner
Scopula immutata
GEOMETRIDAE: Sterrhinae
crème stipspanner
Scopula ternata
GEOMETRIDAE: Sterrhinae
prachtstipspanner
Scopula marginepunctata
GEOMETRIDAE: Sterrhinae
vals witje
Siona lineata
GEOMETRIDAE: Sterrhinae
Begin juni-half september in twee generaties. De vlinders kunnen overdag rustend worden waargenomen. Ze komen in kleine aantallen op licht.
Rups: juli-mei. De soort overwintert als rups op de waardplant, maar eet tijdens milde dagen in de winter gewoon door; verpopt zich in de strooisellaag.
Vooral wilde liguster, maar ook haagliguster.
Open plekken in de duinen, struwelen en loofbossen.
Vrij zeldzaam. Komt vooral voor langs de hele westkust van Zeeuws-Vlaanderen tot Texel; wordt ook waargenomen in Zuid-Limburg en op enkele plekken in het midden van het land. RL: niet bedreigd.
Vrij zeldzaam in het hele land. Komt in Vlaanderen wijdverbreid voor in lage aantallen; sterk toegenomen. In Wallonië zeldzaam.
Van Noord-Afrika tot het zuiden van Midden-Europa; in het westen tot de Britse eilanden, in het zuiden: Spanje, de westelijke eilanden van de Middellandse Zee, Italië, de Balkan en Klein-Azië. De oostgrens is nog onduidelijk.
De stipspanners hebben een meer of minder duidelijke middenstip op voor- en ook vaak op achtervleugels. Nagenoeg alle Scopula's en Idaea's zijn stipspanners. De enige waardplant van deze stipspanner is liguster.
Scopula: scopula is een kleine borstel. Bedoeld wordt een uitschuifbaar schubbenborsteltje op het scheenbeen van een aantal mannetjes van dit genus.
imitaria: imitor is nadoen of namaken. Waarschijnlijk vanwege de gelijkenis met T. comae. Macleod veronderselt dat het slaat op de eigenschap van de rups om zich dood te houden. Dat is leuk gevonden maar Hübner keek alleen naar imago's en nooit naar rupsen.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
moerasstipspanner
Scopula corrivalaria
ogentroostdwergspanner
Eupithecia laquaearia
geel spannertje
Hydrelia flammeolaria
satijnstipspanner
Idaea subsericeata
grote voorjaarsspanner
Agriopis marginaria
varenspanner
Petrophora chlorosata