Zeldzaam. Komt verspreid over het land voor; de meeste waarnemingen komen uit het noorden van het land. Gaat sterk achteruit. RL: bedreigd.
Voorvleugellengte: 17-20 mm. Deze uil heeft een grote waaiervormige kuif op de bovenzijde van het borststuk; verderop op het borststuk en het achterlijf zijn nog twee kuifjes zichtbaar. De kleur van de brede voorvleugel is een mengeling van bruin, grijs en goudgeel, met soms in het zoomveld een groenachtige tint. De verhouding tussen de verschillende kleuren varieert; sommige vlinders maken een lichte en vooral grijze indruk, andere zijn donkerder en overheersend bruin. De vleugelzoom is vaak iets lichter; opvallend is vooral de grote witachtige vlek in de vleugelpunt. Karakteristiek is de breed zilverachtig wit geringde vlek in het midden van de voorvleugel; deze vlek lijkt uit twee grote aaneengesloten ringvlekken te bestaan. Aan de buitenzijde hiervan bevindt zich een in het midden scherp gehoekte zwartachtige middelste dwarslijn. Soms komen exemplaren voor met een bruine voorvleugel met grote zwarte vlekken langs de achterrand.
Tot 35 mm; een 'semi-spanrups' met slechts drie paar buikpoten; lichaam helder groen, witachtig tussen de segmenten; over de rug een donkere middenstreep en boven de lijn van de spiracula een witte lengtestreep, die in de richting van de kop onduidelijker wordt; kop glimmend groen. De jonge rupsen zijn donker grijsachtig groen met zwarte stippen.
Turkse uil (Chrysodeixis chalcites), koperuil (Diachrysia chrysitis), goudvenstertje (Plusia festucae), moerasgoudvenstertje (Plusia putnami), gamma-uil (Autographa gamma), donkere jota-uil (Autographa pulchrina), jota-uil (Autographa jota) en zilvervenster (Autographa bractea).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
turkse uil
Chrysodeixis chalcites
NOCTUIDAE: Plusiinae
koperuil
Diachrysia chrysitis
NOCTUIDAE: Plusiinae
goudvenstertje
Plusia festucae
NOCTUIDAE: Plusiinae
moerasgoudvenstertje
Plusia putnami
NOCTUIDAE: Plusiinae
zilvervenster
Autographa bractea
NOCTUIDAE: Plusiinae
donkere jota-uil
Autographa pulchrina
NOCTUIDAE: Plusiinae
gamma-uil
Autographa gamma
NOCTUIDAE: Plusiinae
Half mei-oktober in twee generaties. De vlinders bezoeken bloemen en komen soms op licht.
Rups: augustus-juni. Jonge rupsen leven bij elkaar in een spinsel; later rusten ze aan de onderzijde van een blad van de waardplant. De verpopping vindt plaats in een gele cocon aan de onderzijde van een blad van de waardplant.
Valse ridderspoor, absintalsem, monnikskap en bijvoet.
Vooral tuinen en parken.
Zeldzaam. Komt verspreid over het land voor; de meeste waarnemingen komen uit het noorden van het land. Gaat sterk achteruit. RL: bedreigd.
Zeer zeldzaam. Vroeger bekend uit alle Belgische provincies, maar overal verdwenen behalve in Luik.
In Europa zuidelijk tot Noord-Spanje (een geïsoleerd voorkomen in de Sierra Nevada) via Zuid-Frankrijk, de zuidrand van de Alpen tot de Balkan (Macedonië, Bulgarije, Roemenië). Naar het noorden liep in de 19e eeuw de areaalgrens volgens de lijn Normandië - Weilburg - Osterode (Harz) - St. Petersburg. Na ongeveer 1870 begon een snelle uitbreiding naar het noorden en noordwesten: 1875 Denemarken, 1880 Nederland, 1882 België en 1890 Zuid-Engeland. Tegenwoordig heel Engeland, Wales, Zuid-Schotland en delen van Ierland, Zuid- en delen van Midden-Scandinavië tot Midden-Finland. In het oosten vliegt de vroeger wel als zelfstandige soort beschouwde ssp. esmeralda (Oberthür, 1880): westelijk van de voet van de Oeral, Kasan, Kirow tot de Noord-Oeral naar het zuiden de Kaukasus, het hoogland van Armenië tot Kamtsjatka, het Amoer-Oessoeri-gebied en Noordoost-China. Ondanks vroegere opgaven komt moneta niet voor in Noord-Amerika; daar vliegt alleen de separate soort P. trabea (Smith, 1895) (Mikkola, Lafontaine & Kononenko, 1991).
Met al die munten (al dat geld) op de voorvleugel geeft deze uil je een rijk gevoel.
Polychrysia: polus is veel en khrusos is goud, naar de kleur van de voorvleugel.
moneta: Moneta is een naam van Juno, in wiens tempel op de heuvel van het Capitool te Rome de munt was gevestigd. Naar de als metaal glimmende uilevlekken (geld) op de voorvleugels.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
grijze grasuil
Mythimna pudorina
brede-w-uil
Lacanobia w-latinum
bruine groenuil
Anaplectoides prasina
russenuil
Coenobia rufa
zilverhaak
Deltote uncula
levervlek
Euplexia lucipara