Algemeen. Komt verspreid en lokaal voor op de zandgronden in het binnenland en in de duinen van het vaste land; is op sommige vliegplaatsen talrijk. RL: kwetsbaar.
Voorvleugellengte: 12-15 mm. Een goed herkenbare soort. Heeft een afgeronde voorvleugel met een fijne diep getande dwarslijn iets voorbij het midden en een rij kleine donkere vlekjes of stippen bij de achterrand. De voorvleugel is gewoonlijk rozerood langs de voor- en achterrand en lichter van kleur in het midden; heel zelden is de vleugel egaal geel.
Vierstipbeertje (Cybosia mesomella), rondvleugelbeertje (Thumatha senex) en phegeavlinder (Amata phegea).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
rondvleugelbeertje
Thumatha senex
EREBIDAE: Arctiinae
vierstipbeertje
Cybosia mesomella
EREBIDAE: Arctiinae
phegeavlinder
Amata phegea
EREBIDAE: Arctiinae
Begin juni-half september in één of twee generaties; de tweede generatie is partieel. De vlinders rusten overdag op twijgen of bladeren van houtige planten. Ze komen zowel op licht als op smeer en bezoeken bloemen van onder andere koninginnenkruid.
Rups: augustus-juni. De soort overwintert als jonge rups; op milde winterdagen komt de rups soms tevoorschijn om te foerageren. De verpopping vindt plaats in een cocon waarin haren van de rups zijn verwerkt.
Korstmossen en algen op bomen, vooral op eik.
Loofbossen, duinen, beboste heiden en struwelen; soms tuinen.
Algemeen. Komt verspreid en lokaal voor op de zandgronden in het binnenland en in de duinen van het vaste land; is op sommige vliegplaatsen talrijk. RL: kwetsbaar.
Vrij algemeen in het hele land. Lokaal soms talrijk.
Van het noorden van het Iberisch schiereiland via West-Europa inclusief de Britse eilanden naar het oosten via de gematigde zone tot Oost-Azië. In het zuiden loopt de grens door het Middellandse Zeegebied tot Klein-Azië en omvat ook Italië en de Balkan. Naar het noorden tot Zuid-Scandinavië.
Rozenblaadje is een fantasienaam die waarschijnlijk vooral is ingegeven door de kleur van de voorvleugels.
'Roos' komt ook naar voren in de Franse, de Engelse en de Duitse naam; de wetenschappelijke naam verwijst naar de kenmerkende grondkleur.
Miltochrista: miltos is rode aarde en khristos is zalven, insmeren; verwijzend naar de roodachtig paarse kleur. Het is de enige soort die Hübner in dit genus onderbracht.
miniata: minium is vermiljoenrood, naar de kleur van de vlinder.
dubbelstipsnuituil
Hypena obsitalis
geellijnsnuituil
Trisateles emortualis
grauwe borstel
Gynaephora fascelina
glad beertje
Eilema griseola
heidewitvlakvlinder
Orgyia antiquoides
grote beer
Arctia caja