Algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: niet bedreigd.
Voorvleugellengte: 12-13 mm. Deze Eupithecia-soort wordt vooral gekenmerkt door de vele gegolfde dwarslijntjes in het midden van de voorvleugel, die vlak voor de voorrand naar binnen buigen en daar duidelijk verdikt zijn. De middenstip is goed zichtbaar en enigszins langgerekt. Op de aders bevinden zich vaak zwarte vlekjes. De grondkleur varieert van zandkleurig bruin tot grijsachtig bruin. In rust is het achterlijf los van de vleugels en de vleugels liggen plat op een takje of op de naalden van de waardplant. Aan de basis van het achterlijf bevindt zich een fijn zwart dwarsbandje.
22-24 mm. Lijf groen met een donkergroene ruglijn, geelachtige subdorsale lijnen en een bredere witte lijn in het stigmagebied. De kop is groen bij de zuidelijke ssp., bruinachtig bij de andere.
De heidedwergspanner (E. satyrata) heeft ook zwarte vlekjes op de aders, maar is veel kleiner, bleker grijs van kleur en vaak bonter getekend; heeft vaak een witte vlek in de binnenrandhoek en een lichte golflijn. Ook ontbreekt bij de heidedwergspanner het zwarte dwarsbandje aan de basis van het achterlijf.
heidedwergspanner
Eupithecia satyrata
GEOMETRIDAE: Larentiinae
Hoekbanddennenspanner (Pennithera firmata), sparspanner (Thera variata), schijn-sparspanner (Thera britannica), naaldboomspanner (Thera obeliscata), jeneverbesspanner (Thera juniperata), lariksdwergspanner (Eupithecia lariciata), dennenspanner (Bupalus piniaria), dennenbandspanner (Pungeleria capreolaria), lariksspanner (Macaria signaria) en gerimpelde spanner (Macaria liturata).
De rupsen van de Eupithecia-soorten lijken veel op elkaar. Bij determinatie kan de waardplant een handig hulpmiddel zijn. Vergelijk daarnaast ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen en het habitat.
jeneverbesspanner
Thera juniperata
GEOMETRIDAE: Larentiinae
hoekbanddennenspanner
Pennithera firmata
GEOMETRIDAE: Larentiinae
schijn-sparspanner
Thera britannica
GEOMETRIDAE: Larentiinae
lariksspanner
Macaria signaria
GEOMETRIDAE: Larentiinae
lariksdwergspanner
Eupithecia lariciata
GEOMETRIDAE: Larentiinae
sparspanner
Thera variata
GEOMETRIDAE: Larentiinae
dennenbandspanner
Pungeleria capreolaria
GEOMETRIDAE: Larentiinae
dennenspanner
Bupalus piniaria
GEOMETRIDAE: Larentiinae
gerimpelde spanner
Macaria liturata
GEOMETRIDAE: Larentiinae
naaldboomspanner
Thera obeliscata
GEOMETRIDAE: Larentiinae
Eind april-begin augustus in één, soms twee generaties. De vlinders vliegen vanaf de schemering en komen op licht.
Rups: juni-september. De soort overwintert als pop in een cocon op de waardplant.
Jeneverbes alsmede ook gekweekte coniferensoorten.
Vooral tuinen en parken; ook andere plaatsen waar de waardplant voorkomt.
Algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: niet bedreigd.
Vrij algemeen in het hele land.
Van West- en Midden-Europa, Klein-Azië en Rusland tot ver in Azië. Noord-Zuid: van Noord-Scandinavië tot in het Middellandse Zeegebied. Ook in Noord-Amerika.
Alle soorten uit het Genus Eupithecia plus nog een aantal andere kleine spanners zijn samengebracht onder de groepsnaam dwergspanner.
De vleugeltekening van deze dwergspanner toont veel streepjes.
Eupithecia: eu is goed, goedig en pithex, pithekos is een dwerg. De vlinders hebben een aantrekkelijk uiterlijk en zijn klein. Haworth schrijft: mooie vlinders, als ze rusten zien ze er prachtig uit: de vleugels gespreid en vlak, elegant gedrukt tegen de ondergrond; eigenlijk helemaal ontworpen om ze in vlinderkasten te verzamelen.
Intricata: intricatus is moeilijk maken, in de war schoppen. Vanwege het grote aantal lijnen op de voorvleugel.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
wilgendwergspanner
Eupithecia tenuiata
geblokte zomervlinder
Thalera fimbrialis
grote bruine spanner
Gnophos furvata
grijze dwergspanner
Eupithecia subfuscata
tijmstipspanner
Scopula decorata
melkwitte zomervlinder
Jodis lactearia