Zeer algemeen. Komt verspreid over het land voor; de meeste waarnemingen komen uit het westen en noorden van het land. RL: niet bedreigd.
Voorvleugellengte: 16-23 mm. Deze uil is buitengewoon variabel in grootte, maar is meestal vrij fors. De smalle, spits toelopende voorvleugel heeft een doorgaans scherpe, soms iets naar achter buigende vleugelpunt. De grondkleur van de voorvleugel varieert van strokleurig grijs of licht grijsachtig bruin tot licht roodachtig bruin en op de vleugel is vaak een grijs- of zwartachtige bestuiving aanwezig. Op de voorvleugel is een lichte adering zichtbaar en een kleine donkere kern van de overigens niet of nauwelijks zichtbare niervlek. De buitenste dwarslijn is slechts zichtbaar als een rij donkere stippen. De achtervleugel is witachtig en meestal fijn bestoven met grijs (soms is er een dichtere bestuiving aanwezig); midden over de achtervleugel loopt een uit donkere stipjes bestaande dwarslijn. Op het borststuk is vaak een fijne, kamachtige middennaad aanwezig.
Tot 38 mm; plomp, zacht en geplooid; lichaam bleek rozeachtig bruin met een diffuse, grijsachtige middenstreep over de rug; spiracula zwart; nek- en anaalschild op resp. segment één en dertien roodachtig bruin; kop glimmend, helder roodachtig bruin.
De moeraszeggeboorder (Sedina buettneri) is kleiner en heeft een spitser toelopende voorvleugel en de voorvleugel is bezet met verspreide zwarte spikkels. De achtervleugel is bij deze soort donker bruinachtig grijs met lichte strepen en een lichte zoom. De moerasplantenboorder (Globia algae) heeft een effen grijze achtervleugel met een donkere centrale dwarslijn die goed zichtbaar is aan de onderzijde van de vleugel. Op de voorvleugel is een duidelijke donkere niervlekkern aanwezig. Zie ook de lisdoddeboorder (Nonagria typhae) en de oostelijke uil (Fabula zollikoferi).
lisdoddeboorder
Nonagria typhae
NOCTUIDAE: Hadeninae
moeraszeggeboorder
Sedina buettneri
NOCTUIDAE: Hadeninae
moerasplantenboorder
Globia algae
NOCTUIDAE: Hadeninae
oostelijke uil
Fabula zollikoferi
NOCTUIDAE: Hadeninae
Zandhalmuiltje (Mesoligia furuncula), vale duinrietboorder (Photedes extrema), bochtige smele-uil (Photedes minima), zandhaverboorder (Longalatedes elymi), gele duinrietboorder (Photedes fluxa), zeggeboorder (Denticucullus pygmina) en russenuil (Coenobia rufa).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
zandhalmuiltje
Mesoligia furuncula
NOCTUIDAE: Hadeninae
zandhaverboorder
Longalatedes elymi
NOCTUIDAE: Hadeninae
bochtige smele-uil
Photedes minima
NOCTUIDAE: Hadeninae
zeggeboorder
Denticucullus pygmina
NOCTUIDAE: Hadeninae
vale duinrietboorder
Photedes extrema
NOCTUIDAE: Hadeninae
gele duinrietboorder
Photedes fluxa
NOCTUIDAE: Hadeninae
russenuil
Coenobia rufa
NOCTUIDAE: Hadeninae
Eind juli-eind november in één generatie. De vlinders vliegen kort rond de schemering en later in de nacht opnieuw. Ze komen op licht en vooral het vrouwtje zwerft soms ver weg van het leefgebied. De vlinders bezoeken bloemen en komen soms op smeer.
Rups: april-juli. De rups leeft onder in de stengel en in de wortelstok van de waardplant; de verpopping vindt plaats tussen de wortels. De soort overwintert als ei.
Riet.
Rietlanden en slootkanten.
Zeer algemeen. Komt verspreid over het land voor; de meeste waarnemingen komen uit het westen en noorden van het land. RL: niet bedreigd.
Vrij algemeen in het hele land.
Europa, dwars door Noord-Azië tot de Koerilen en Japan. In Europa vooral in het noordelijke laagland, naar het zuiden lokaler. Noordelijk tot Schotland, Zuid-Noorwegen, Midden-Zweden en Midden-Finland. Naar het zuiden tot Centraal-Spanje, Sardinië, Midden- en Zuid-Italië, Griekenland en Turkije. De enige vlinder op IJsland moet een zwerver zijn of zijn geïmporteerd. Sinds kort wordt lutosa ook aan de Amerikaanse oostkust gevonden, waarschijnlijk geïmporteerd (McCabe & Schweitzer 1991).
De rupsen van de rietboorders leven in rietstengels.
Deze vlinder vliegt in de herfst (vooral oktober).
Rhizedra: rhiza is een wortel en hedra is zetel, een woonplaats, naar de leefwijze van de rups: wonen en eten in de wortelstokken van zijn waardplant.
lutosa: lutosus is modderig. Waarschijnlijk naar de vochtige omgeving van deze soort. Mogelijk slaat dit echter op de vlekken, soms aanwezig op voor- en achtervleugel. Lutosus kan ook een vorm zijn van luteus is geel, maar het is niet zo waarschijnlijk dat de kunstenaar Hübner de kleur van deze vlinder met geel zou aanduiden.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
randvlekuil
Charanyca ferruginea
gelduil
Polychrysia moneta
witstipgrasuil
Mythimna albipuncta
heide-schaaruil
Papestra biren
grijze heideuil
Violaphotia molothina
helmkruidvlinder
Cucullia scrophulariae